Sommigen vinden ze maar saai, die lange, rechte stukken. Ik houd er wel van. Er is een toppen top-40, maar voor lange, rechte stukken is er niks. Dat lange, stukken wel aantrekkelijk zijn heeft verschillende redenen die ik graag met de lezer wil delen. Dan is gelijk duidelijk waarom het jammer is dat een hitlijst ontbreekt.
Wanneer is nu een recht stuk lang genoeg en wanneer is een lang stuk recht genoeg om een als lang, recht stuk te worden erkend? In de eerste plaats moet je tenminste tien minuten lang in hetzelfde tempo hard kunnen fietsen. Liefst het dubbele. Dan kom je dus al snel in de polders terecht. Op de Gooimeerdijk kan het net, maar de Oostvaardersdijk is zeker een prima lang, recht stuk. En de Houtribdijk en de Kanaaldijk West tussen Diemen en Breukelen voldoen. Ook alle wegen in Nederland die door een polder lopen en Middenweg of Hoofdweg heten komen in aanmerking. Fietspaden tellen niet mee en die langs provinciale wegen al helemaal niet.
Het begon allemaal toen onze directeur sportif en ik eens spraken over de Oostweg door de Purmer, waarover weinig goeds te melden was. De weg was recht, de weg was saai, het asfalt was van Sovjetrussische kwaliteit, altijd tegenwind, net te smal voor twee auto’s, enzovoorts. En toen daalde het besef langzaam in: dit is eigenlijk de ideale weg om te trainen. En zo werd de Oostweg een vast onderdeel van een van mijn trainingsrondjes. Eigenlijk van twee, maar die tweede is bijna altijd met wind in de rug en dat telt niet op de Oostweg. Vaak moet ik mij zelf vermannen; niet zeuren, want het was immers mijn eigen keuze om hier hobbelend de tegenwind te trotseren.
Lange, rechte stukken zijn aantrekkelijk om je duurvermogen eens op de proef te stellen. Kan ik de door mij gekozen snelheid het hele stuk aanhouden, kan ik nog versnellen onderweg en wat is er over voor een eindsprintje? En tijdens het rijden kun je, als je goede benen hebt, nog bedenken of een poging tot Strava-PR kan worden gewaagd. De echte KOM’s in deze regio laat ik graag aan Thijs en Niki over.
En dan natuurlijk die eenzame fietser voor je, die moet worden ingehaald. Soms gaat dat makkelijk en vreet je je voorganger helemaal op, soms lukt het ook niet, maar het leukste is als het nog net wel lukt. Dan even in het wiel hangen om bij te komen en dan eens kijken of er stuk kop-over-kop kan worden gereden. Het stuk is immers lang en recht en dit maakt het een aantrekkelijke optie, ook voor de vreemde rijder. En het kan met veel wind enorm zwoegen zijn, maar soms is er lucht voor een vrijblijvend gesprek tot de wegen zich scheiden.
Het uitzicht is eigenlijk altijd fraai en wijds. De landelijke schoonheid van kronkelweggetjes en –dijkjes zie ik wel, maar dat is vooral om een foto van te maken en niet om te fietsen. Achter elke kronkel kan een tegenligger schuilen die door het fraaie groen aan het oog wordt onttrokken. Neem bijvoorbeeld de Vecht of de Kromme Mijdrecht. Uitermate fraaie stukjes Nederland, maar als je niet aan kamikaze doet knijp je toch regelmatig in de remmen. Dat hoeft in polders of de droogmakerijen niet.
Lange, rechte stukken door het fraaie land moet je goed onthouden, want wat is pas echt lang en saai? Je fiets in de Tacx-trainer! En een uur lang met uitzicht op je gereedschapsrek of de gangkast trappen. Dan de muziek wat harder, de ogen dicht, het snorren van je wiel op de weerstand, de constante cadans en je waant je weer op de afsluitdijk met wind mee. Althans bij stand 1.
En tenslotte, ik wil het de lezer wel verklappen, maar niet uitlachen hoor. Op lange, rechte stukken kun je een Contadorretje dansen. Dit doe ik dan op een vlak stuk met de wind in de rug, maar het gevoel van het dansen op de pedalen moet hetzelfde zijn. Alberto Contador kan dat bergop wel twintig minuten lang, maar nooit op trainingen, zo verklaarde hij tegen Global Cycling Network. Probeer het maar eens; zelfs met wind in de rug is twintig minuten wel heel erg lang.
En nu niet allemaal gelijk op de lange, rechte stukken gaan rijden, want het belangrijkste voordeel is eigenlijk dat het daar zo lekker rustig is. En nog een oproep aan de lezer: wat is uw favoriete lange, rechte stuk om te fietsen?
PS
Een lang, recht stuk doet me denken aan de idiote koers Bordeaux – Parijs (1891-1988) over 550 tot 620 kilometer. Weliswaar de laatste 300 km achter een derny maar dan is het nog een heel eind. Wim van Est (1961), Jo de Roo (1962) en Jan Jansen (1966) wonnen die elk een keer. Eenzaam bovenaan staat de Belg Herman van Springel met maar liefst zeven overwinningen. Herman hield wel van een lang, recht stukje fietsen.
Het bericht Lange, rechte stukken verscheen eerst op Italiaanse Racefietsen.